zondag 25 maart 2012

College 7. Het brein

In het afgelopen college hebben wij Manuel Castells' theorie leren kennen. Een socioloog die over de hele wereld onderzoek heeft gedaan naar hoe de sociale structuur van de wereld aan het veranderen is door de opkomst van de informatietechnologie.
Volgens Castells is de wereld aan elkaar verbonden door een netwerk. Onze wereld is een netwerksamenleving. Deze netwerksamenleving overstijgt grenzen en vooral tijd. De netwerksamenleving is een netwerk waar iedereen die een computer heeft en een internetverbinding aan aangesloten is. Maar je bent niet alleen in het netwerk als je zelf aangesloten bent. Je zit ook in het netwerk omdat anderen aangesloten zijn. De bank die je geld beheert is aan het netwerk aangesloten. Jouw geld maakt in enkele secondes de reis om de wereld die je er zelf nooit van zou kunnen kopen. Jouw geld wordt in enkele secondes in deals gebruikt die de wereldeconomie op gang houden. Daar merk je zelf niets van.
Maar niet alleen je geld zit in het netwerk. Ook kennis zit in het netwerk. De meeste kennis die tegenwoordig vergaard wordt, komt uit het netwerk. Mensen informeren zich door met elkaar en van elkaar te leren. In enkele secondes worden oneindige gangen met oneindig veel deuren aangeboord waar achter iedere deur weer oneindige gangen met oneindig veel deuren te vinden zijn. Iedere deur opent een weg naar een andere kennisomgeving.
Een netwerk van geld, een netwerk van kennis. Dit hele mechanisme, deze netwerksamenleving werkt als een organisme. Hij groeit en pulseert, hij ademt en leeft. En hij wordt door niemand bestuurd.


Drs. A van Maat heeft in 2004 een analyse geschreven over de netwerksamenleving van Castells en de invloed hiervan op de autonomie van de overheid. In Een Nieuwe Hiërarchie in de Netwerksamenleving: Analyse van de invloed van netwerktechnologieën op de autonomie van de overheid wordt gesteld dat de netwerksamenleving volgens Frissen (2001) drie belangrijke ontwikkelingen vertoont, namelijk de horizontalisering, deterritorialisering en virtualisering. Paul Frissen is hoogleraar Bestuurskunde aan de School voor Politiek en Bestuur van Tilburg University.
Bij horizontalisering is er volgens Frissen sprake van een organisatorisch kader van de samenleving dat verandert  van karakter door ICT-gebruik. ICT vormt volgens hem het verbindende element in de netwerkstructuur. Het wegvallen van de grenzen is deterritorialisering. Dat brengt allerlei problemen met zich mee, namelijk een mondiaal netwerk, maar een lokale wetgeving en beleid (BTW over producten via internet verkocht volgens welk tarief? Hoe om te gaan met criminaliteit?). Het uitoefenen van activiteiten is niet meer gebonden aan een geografische plaats, maar deze worden binnen het netwerk beoefend. Castells noemt deze activiteiten in het netwerk space of flows. Deze space of flows (activiteiten binnen het netwerk) liggen ten gronslag aan een cultuur van real virtuality (en dus niet virtual reality). Dit is virtualisering. Deze echte virtualiteit wordt volgens Castells gekarakteriseerd door tijdloze tijd (timeless time) en plaatsloze ruimte (placeless space).

Deze nieuwe samenlevingsvorm, met nieuwe manieren van beleid en structuur, heeft ook een andere vorm van onderwijs nodig. Een samenleving gebaseerd op informatietechnologie moet daar op een innovatieve wijze op inspelen. Professor Stephen Heppell, een internationaal bekende coryfee op het gebied van onderwijsinnovatie, stelt dat "onderwijsvernieuwing vraagt om een aantal strategische keuzes. We moeten af van een systeem dat berust op controle van bovenaf, waarbij het curriculum tot in detail wordt vastgelegd. We moeten hoge standaards voor onderwijskundige kwaliteit hanteren, maar afstappen van de gedachte dat alle kinderen precies hetzelfde moeten leren. We moeten nieuwe onderwijstechnologieën gaan zien als learning tools in plaats van als teaching machines. Creativiteit moet in de plaats komen van voorspelbaarheid. Onderwijs moet minder gericht zijn op het overdragen van content en meer op community building."
Maria van der Hoeven, voormalig minister van OCW, geeft in het verlengde van Stephen Heppells verhaal een pleidooi voor het in zijn geheel innoveren van scholen in plaats van de individuele bij- of nascholing van docenten. Ook stelt zij de huidige methodieken voor het toetsen van schoolcapaciteiten aan de kaak. Wanneer er op een innovatieve manier les wordt gegeven - niet van bovenaf opgelegd - door gebruik te maken van creativiteit, wanneer er afgestapt wordt van het idee dat ieder kind hetzelfde moet weten en kennen, dan zullen de gangbare meetinstrumenten herzien moeten worden. CITO en de Onderwijsinspectie zullen niet meer de juiste wijze van meten van het onderwijsniveau zijn. Eerder stelde ik ook al de vraag of inspectie en CITO wel de juiste instanties zijn om onderwijsniveau te meten, als de wijze van onderwijs niet aansluit op de meetmethodiek. Ik besprak Wittering.nl. Een school die op een geheel andere wijze lesgeeft, op een veel vrijere manier, afgestemd op ieder kind afzonderlijk, in samenspraak met de ouders. Kinderen moeten niet meer zo mechanistisch onderwijs krijgen, niet meer zo formeel. Informeel past veel meer bij de netwerksamenleving. Daar zal ik volgende week in mijn blog op ingaan.


In de netwerksamenleving moeten we van het idee af dat besturing van bovenaf bepaald moet worden, van bovenaf moet worden opgelegd. Dat is een achterhaald idee. In de netwerksamenleving staat eigenlijk niemand aan het roer. Zo ook bij ons brein. In de netwerksamenleving gebeurt net als in het brein vanalles waar je geen weet van hebt, wat niet zichtbaar is. Tijd bestaat niet, als je je vinger wil gebruiken om een letter te typen, dan gebeurt dat direct, zonder dat daar tijd verloren gaat. Tijd is in het brein niet van belang. Tot het moment dat je oud wordt en overlijdt. Tot het moment dat je brein gaat aftakelen. Het brein ontkent de dood net zozeer als de netwerksamenleving dat doet. Het verschil zit hem in het feit dat het brein vergankelijk is en de netwerksamenleving niet. Vergankelijkheid speelt daar geen rol. Het is een organisme, onafhankelijk van tijd. Levend, maar niet natuurlijk. Niet van deze aarde. Een buitenaardse entiteit, niet gebonden aan de regels van de natuur. Niet plaats- of tijdgebonden. Los van een lichaam. Het lijkt alsof ik hier een eng beeld schets. Maar laten we nu het mechanistisch denken eens loslaten dat hoort bij het industriële tijdperk. We zitten nu in het informatietijdperk. Er is niet per definitie sprake van oorzaak en gevolg. Zoals ook het menselijk brein werkt, zo werkt ook het brein van de netwerksamenleving. Laten we teruggaan naar de basis.  "Ik denk dus ik ben" wordt "Wij denken dus wij zijn".

Geen opmerkingen:

Een reactie posten